zondag 27 april 2014

De Waterdrager


‘Als prinses was ze gekooid in het karkas van hoge pilaren en rode zandstenen gebouwen. De kilometers lange kloof waar zij op de heenweg door waren gekomen, had zich voor haar verborgen, zodat ze daar zou wegteren.’
Mijn blik gaat omhoog en ontmoet het zachtroze en rode gebergte. Ondanks de adembenemendheid ervan kan ik me haar wanhoop voorstellen.
‘Haar vader en moeder hadden haar en haar broers meegenomen, zodat het land dat was aangetast door sprinkhanen, kikkers, hagel en duisternis haar wonden kon likken en in de diepte van de met as bezaaide klei haar vruchtbaarheid terug kon vinden. Daarom baden zij vele uren tot hun vruchtbaarheidsgodin om hen welgezind te zijn. En de scheuren in de gespleten aarde met helder water te vullen en de gekneusde hellingen van de Nijl weer groen en vol leven te brengen, opdat zij op een dag terug zouden keren naar het land van herkomst. Het land van droogte, maar ook van overstromingen.’
De eerste regendruppels kletteren op de stenen bestrating. Alsof er een lichte aardbeving onder mijn voeten plaatsvindt schiet er een rilling door me heen. Ik sla de zijden sjaal om mijn schouders en loop weg van de poëtische gids over de stoffige straat naar het paleis, en denk aan de plaag die door die god over het land werd geworpen als vuistdikke hagelstenen.
Het onweer was als een groep aanstormende zwarte adelaars met bliksemschichten in hun klauwen aan komen waaien. De hagel doofde het vuur van de bliksemschichten niet, zodat de aarde zwart en dof werd. Uiteindelijk had haar vader zich laten vermurwen door die god van Mozes en hem toestemming gegeven om met zijn volk het land te verlaten. Dat duurde niet lang, want haar vader, de machtige Farao, veranderde van gemoed. Hij hoopte dat ze verdwaald waren geraakt in het hete zand van Egypte, lees ik op het bordje.
Zijn achtervolging met strijdwagens leidde tot niets, want de wielen bleven in de blubber van de zee steken terwijl het volk van Mozes zich als een school vissen door het water naar de overkant liet leiden. Haar vader was woedend en reed dagenlang langs de zee, op zoek naar een doorwaadbare plaats. Uiteindelijk gaf hij de strijd op en liet zich leiden door de geur van wierook en mirre en volgde de karavaanroute door de bergen. Zo kwamen ze op deze plek waar het heldere water uit de wadi als een bron in de oase hun dorst leste en sterren aan het hemelfront verschoven om hun gemoed te beïnvloeden.
De prinses voelde zich eenzaam en alleen. Haar verlangen naar een man groeide zo hard als graan op de rivierklei van de Nijl. Maar niemand was goed genoeg vond haar vader. Hij wilde niet toegeven aan haar volwassenheid, haar rijpheid als de vruchtbare Isis van deze plaats. Wie kreeg de kans haar verlangen te bevredigen, haar honger te stillen en haar dorst te lessen?
Er was er maar één die deze taak kon volbrengen, de waterdrager.
Met een aansporend gebaar alsof hij zijn zweep in zijn hand had, had de Farao de boodschappers erop uit gestuurd om iedereen van deze krachtmeting op de hoogte te brengen.

Na de blauwrood geverfde poort loop ik haar lege woning binnen. Ik werp een blik in de bronzen spiegel die in de vitrine ligt en ontmoet haar donkere ogen. De gestileerde streep op het gezicht van de prinses komt lichtjes in beweging en trekt me mee terug in de tijd.
Hoeveel mannen zouden zich verzameld hebben op het plein? Nieuwsgierig stak zij haar hoofd om de hoek van de vergulde deur. Haar knieën knikten en in haar buik draaide een onontwarbare knoop in elkaar. Ze stonden er rijendik.
Er waren er die haast zo lang waren als de zoutpilaren van de zee en korte die amper haar schouder haalden. Er was één man die haar blik durfde te weerstaan. Zijn groene ogen keken haar indringend aan alsof hij de enige was die voor haar stond. Zijn stoutmoedigheid was als olie op haar haast gedoofde vuur. Een warme gloed zinderde door haar lichaam. Hij mocht samen met negen anderen water voor haar dragen.
Onder de bloedhete zon zetten de dappere mannen zich in beweging.
Vol spanning stond de prinses in de deuropening van haar paleis om een glimp van de man te zien die haar als eerste water zou geven. Haar hoop was als die van de snel groeiende Acanthus waarvan de beproevingen van de doornen overwonnen wilden worden.
Daar was hij dan, met een kom gevuld met water. Hij bracht deze naar haar lippen en de eerste druppel van het heldere vocht raakte haar tong. Zijn moedertaal klonk geheimzinnig en melodieus. Zijn handen waren zo teder als de streling van een adelaarsveer toen hij deze langzaam over haar onderarm liet glijden en een tintelend spoor achterliet.
Hij ging hoger en hoger en haar hart sloeg sneller en sneller.
Hij trok de metalen haarpinnen uit haar opgebonden kapsel, het hervond zijn glans en de krullen leken op de sierlijke bloemen van de woestijnroos. Zijn hand raakte haar ingevallen wangen en streelde haar verstilde lippen, die niets anders konden doen dan zich warmen aan zijn aanraking en in beweging komen onder zijn streling.
‘ Je lippen zijn zo mooi als de hennabloemen uit het dal en de groefjes die mijn vingers voelen tellen de jaren die ik bij je wil zijn.’ Zijn vingers gleden weg, maar zijn zoete adem was dichtbij. Eindelijk raakten zijn lippen de hare.
‘ Je lippen smaken naar melk en honing en het haar waar mijn handen zich graag in willen verstrengelen ruikt naar de heilige wierook,’ verzuchtte hij vol verlangen.

Ik sla mijn ogen neer. Mijn hart fladdert in mijn borstkas en wordt liefdevol gevangen gehouden door de man die zijn hand in de mijne laat glijden. Ons bezoek aan de roze stad Petra en het paleis van de dochter van de Farao, zal ik niet snel vergeten. Deze dode stad in Jordanië zit voor mij vol leven!

Geïnspireerd op de legende van de dochter van de Farao, zie ook Petra, verslag van het wonder in de woestijn


maandag 21 april 2014

Willem-Alexander en de Blijde Incomste

De Rijp en Amstelveen maken zich deze week op voor hoog bezoek. Een bezoek van de koning. Het fenomeen van de 'blijde incomste' is al heel oud. Tijdens een blijde incomste ontvangt een stad de heersende vorstKijk hier voor de middeleeuwse blijde incomste. Het volk zet haar beste beentje voor met versierde straten, feesten, eten &drinken, muziek, theater en een grootse optocht. Iets wat onze huidige koning goed kent.

Veel spectaculairder is de Blijde Incomste tijdens het gebroeders van Limburg festival in Nijmegen. Een authentiek optocht zoals het er in de middeleeuwen aan toeging, de voorloper van onze traditie. Dat was hét moment, waarop volk en vorst elkaars macht lieten zien. Of dat nu veel anders is? Oordeel zelf…
Kijk hier voor de middeleeuwse versie

zondag 6 april 2014

Afscheid

Een vale lappenpop bungelt in mijn hand. Ondertussen ren ik naar buiten en ga zo snel mijn benen me kunnen dragen de houten trap op omhoog naar de kantelen. Met blosjes op mijn wangen sta ik uit te hijgen terwijl mijn tenen zich strekken en me net lang genoeg maken om over de rand van de borstwering heen te kijken. Eerst zie ik niets alleen de strakblauwe lucht, een alvast vooruit vliegende valk en een omhoog staande ophaalbrug. Maar dan laten mannen de kettingen vieren, zodat de weg over de gracht gereed komt voor de aankomende paarden. Daar gaat hij, voorop. De man in het mooiste harnas en met het geel-zwart gekleurde familiewapen op zijn cape die zwierig om het glimmende metaal heen danst. Mijn kleine hand reikt omhoog om zijn aandacht te trekken, maar hij draait zich niet om. Ik roep hem tot ik schor ben. Mijn jonge stem heeft niet de kracht om boven het geluid van de paardenhoeven en in harnas geblikte mannen uit te komen. 
Hoe lang zal hij deze keer wegblijven?
Hij zou naar de haven in Bieselinge rijden om daar aan boord te gaan. Zo zou hij en zijn bescheiden leger naar de overkant gaan, naar de commanderij in Saamslag, om zich aan te sluiten bij de Tempeliers, had ik begrepen. Zij zouden hem beschermen op de weg naar het heilig land. Ik was zogenaamd druk aan het spelen met onze twee grijze hazewindhonden lekker dicht bij de warmte van de stookplaats terwijl hij met anderen aan het overleggen was. Mijn kleine oren hadden ieder woord gehoord.
Zou hij mij nog kennen als hij terug komt en me dan op schoot nemen net als gisterenavond en me kietelen totdat ik niet meer kan? Of zou ik daar dan te groot voor zijn?
Mijn vader rijdt steeds verder bij mij vandaan. Mijn ogen focussen zich om het beeld van hem misschien wel voor de laatste keer in me op te nemen, maar mijn tranen ontnemen mij het zicht. Nog eenmaal hef ik mijn hand op als groet, ook al ziet niemand het. Mijn tenen kunnen haast niet meer en maken me wiebelig. Ik grijp de rand van de borstwering om overeind te blijven. Terwijl ik dat doe tuimelt er iets naar beneden. Ik kan er niet meer bij. Met lege handen blijf ik achter. Ik vermoed dat, als mijn vader ooit terugkomt, ik te groot ben.

Geïnspireerd op de rijke geschiedenis van Zeeland, in het bijzonder: Kapelle, Biezelinge en kasteel Smallengange. Zie ook kastelen en ridders, fantasie of werkelijlheid.