zondag 6 april 2014

Afscheid

Een vale lappenpop bungelt in mijn hand. Ondertussen ren ik naar buiten en ga zo snel mijn benen me kunnen dragen de houten trap op omhoog naar de kantelen. Met blosjes op mijn wangen sta ik uit te hijgen terwijl mijn tenen zich strekken en me net lang genoeg maken om over de rand van de borstwering heen te kijken. Eerst zie ik niets alleen de strakblauwe lucht, een alvast vooruit vliegende valk en een omhoog staande ophaalbrug. Maar dan laten mannen de kettingen vieren, zodat de weg over de gracht gereed komt voor de aankomende paarden. Daar gaat hij, voorop. De man in het mooiste harnas en met het geel-zwart gekleurde familiewapen op zijn cape die zwierig om het glimmende metaal heen danst. Mijn kleine hand reikt omhoog om zijn aandacht te trekken, maar hij draait zich niet om. Ik roep hem tot ik schor ben. Mijn jonge stem heeft niet de kracht om boven het geluid van de paardenhoeven en in harnas geblikte mannen uit te komen. 
Hoe lang zal hij deze keer wegblijven?
Hij zou naar de haven in Bieselinge rijden om daar aan boord te gaan. Zo zou hij en zijn bescheiden leger naar de overkant gaan, naar de commanderij in Saamslag, om zich aan te sluiten bij de Tempeliers, had ik begrepen. Zij zouden hem beschermen op de weg naar het heilig land. Ik was zogenaamd druk aan het spelen met onze twee grijze hazewindhonden lekker dicht bij de warmte van de stookplaats terwijl hij met anderen aan het overleggen was. Mijn kleine oren hadden ieder woord gehoord.
Zou hij mij nog kennen als hij terug komt en me dan op schoot nemen net als gisterenavond en me kietelen totdat ik niet meer kan? Of zou ik daar dan te groot voor zijn?
Mijn vader rijdt steeds verder bij mij vandaan. Mijn ogen focussen zich om het beeld van hem misschien wel voor de laatste keer in me op te nemen, maar mijn tranen ontnemen mij het zicht. Nog eenmaal hef ik mijn hand op als groet, ook al ziet niemand het. Mijn tenen kunnen haast niet meer en maken me wiebelig. Ik grijp de rand van de borstwering om overeind te blijven. Terwijl ik dat doe tuimelt er iets naar beneden. Ik kan er niet meer bij. Met lege handen blijf ik achter. Ik vermoed dat, als mijn vader ooit terugkomt, ik te groot ben.

Geïnspireerd op de rijke geschiedenis van Zeeland, in het bijzonder: Kapelle, Biezelinge en kasteel Smallengange. Zie ook kastelen en ridders, fantasie of werkelijlheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten