zondag 28 september 2014

Van Vicus naar Villa

Romeinse schoen
Diep wilde ik gaan, over Romeinse wegen. Een wandeling van 12 of 17 km zou mijn leidraad zijn. Bij het Thermenmuseum ging ik van start. Dat was tegelijkertijd het enige zichtbare overblijfsel dat ik tijdens de reis zou tegen komen, daar was ik voor gewaarschuwd en met mijn ontembare fantasie zag ik daar totaal geen onoverkomelijk probleem in. Met een routekaart en een beschrijving in de ene hand en een flesje water in de andere liep ik op de zonovergoten Via Belgica, een weg die 2000 jaar geleden onder het huidige wegdek lag en tijdens opgravingen tevoorschijn is gekomen. 
Regelmatig waren er punten op de route waar vondsten uit diezelfde periode waren gedaan. Net buiten de vicus (stad) begonnen de begraafplaatsen. De Romeinen werden vroeger buiten de stad begraven langs de vier uitvalswegen. De Via Belgica was zo’n weg. Er zijn meerder graven gevonden met en zonder bijgiften. De weg leidde Heerlen uit en ik liep heuvel op en dal in, keer op keer. Wandelen in het glooiende landschap van Zuid Limburg is wel wat anders dan in de rest van het land, dat merkte ik goed aan mijn benen. De stedelijke bebouwing maakte plaats voor de kenmerkende boerderijen met hun mergelstenen en vakwerk, de uitgestrekte akkers die meegolfden in het landschap en de holle wegen die eeuwenlange slijtage door erosie verraden. 
De middag duurde voort en de kilometers regen zich aaneen. Mijn flesje water bereikte bijna de bodem terwijl het kopje koffie waar ik zo naar verlangde me niet gegund leek. Wat ik onderweg aan horeca tegenkwam was om 3 uur nog niet open. Zo slofte ik door tot aan Voerendaal. Mijn sportschoenen had ik inmiddels verruild voor slippers. Ook in Voerendaal trof ik niks om te drinken, wel de keuze om het op te geven, want er was een trein en een bus die naar Heerlen zou gaan. Nog 5km voor de boeg, wat doe ik? 
Ik wilde toch diep gaan, al mijn gedachten uit mijn hoofd bannen en alleen nog maar bezig zijn met mijn ene voet voor de andere te zetten…
Op de kaart zag die 5 km er naar verhouding minder ver uit, het leek eerder 4 km. In het automatische ritme van mijn voeten die hun afdruk achterlieten op de Romeinse weg ging ik verder. Tot een andere wandelaar me zwaaiend tegenhield. Hij wilde even op mijn kaart kijken. Razende auto’s kwamen voorbij waarop de man zei: ach we zijn toch verzekerd. ‘Dat mag wel zo wezen meneer, maar dood is dood,’ trok ik de conclusie. Hij lachte naar me, ‘over een jaar en 3 maanden ben ik 90 jaar.’ Oké, als hij zichzelf naast mij zet worden hem logischerwijs minder jaren afgepakt dan bij mij als we worden aangereden, maar toch liever niet. Zoals het een echte wandelaar betaamd was hij onderweg naar een eetafspraak waar hij anderhalf uur later moest zijn. ‘Uhhh  in welke plaats moet u zijn, kan het niet op mijn kaart vinden…’
Geen idee of de man op tijd is aangekomen, maar 30 km op een dag is ‘a piece of cake’, zei hij mij glunderend. De dag ervoor was ik jarig en me er dus nog erg van bewust dat ik een jaar ouder was geworden. De inmiddels 13 km die ik had afgelegd deden me zeer. Wat voelde ik me oud naast een man van bijna 90 jaar! Ik troostte me met de gedachte dat hij de tijd had voor een conditie aangezien hij gemiddeld 100 km in de week liep. Voor het Romeinse leger was een gewone dagmars 20 a 25 km. Die man had fluitend meegekund, ik was een afhaker met het risico als deserteur gezien te worden. Met elke stap die ik zette kwam mijn einddoel dichterbij; een logische gedachte die me overeind hield. Om de een of andere reden voelde het goed om weer binnen de Vicus te zijn alsof iemand me dan wel thuis zou brengen als ik niet meer kon.
Ook die laatste km zou ik lopend afleggen. En het lukte me! Trots kwam ik aan. Die 20 km dagmars had ik ook wel gehaald…
De hete douche voelde fijn aan op mijn verkrampte spieren en het bed droeg een half uur lang mijn doodvermoeide gewicht. Dat had ik na ruim 4 uur lopen wel verdiend. Daarna hees ik mezelf onder protest van mijn benen overeind, ’s avonds wilde ik een boodschapje gaan doen onder het mom van uitlopen, maar eerst een goed glas wijn en een stevige maaltijd. Die wijn  sloeg  in als een steen uit een slinger van een funditores (Romeinse slingeraar) Romeinse soldaten  droegen hun persoonlijke spullen en graan voor drie dagen mee en moesten na hun dagmars nog een legerplaats aanleggen en ook ‘s nachts om de beurt de wacht houden.  Voor mij werd het die avond in ieder geval geen latertje.

De wandeling is te koop bij het Thermenmuseum in Heerlen 


2 opmerkingen: