zondag 26 januari 2014

Petra, verslag van het Wonder in de Woestijn.

Petra spreekt niet alleen nu tot de verbeelding. De imposante entree aan het eind van de kloof moet ook 2000 jaar geleden, indrukwekkend zijn geweest voor elke reiziger die deze plaats midden in de bergen, aandeed. Aangezien Petra een knooppunt van handelsroutes was, moeten het veel reizigers zijn geweest die het aandurfden om het klimaat, de wilde dieren en overige vijanden te trotseren.
Petra vaarde er wel bij en liet elke voorbijganger tol betalen om al het moois wat ze lieten bouwen om hun macht ten toon te stellen, te financieren. Van tombes en paleizen tot mozaïeken en vele beelden.
Wat me opviel was dat de dood niet naar de buitenkant van de stad was weggeschoven alsof ze liever niet hadden dat het er was. Nee, de dood bevond zich midden in het dagelijkse leven van het huis. Was het hun manier van de doden eren?
Het aardewerk waar ze van aten en uit dronken was van gave rode klei gebakken, dat zorgde voor flinterdunne wanden die voor het grootste gedeelte waren beschilderd om de leegheid te vullen.
Natuurgeweld maakte, zoals wel vaker gebeurde, een eind aan een cultuur. Een verwoestende aardbeving trof Petra. De stad van de Nabateeërs had zijn beste tijd gehad. Alleen een kruisvaardersburcht uit de 12e eeuw werd op deze bijzondere locatie gebouwd als machtscentrum op de ruïnes van een vergane cultuur.


Een gebied dat door de eeuwen heen het geloof van de 
Introductiezaal, foto RMO
overheerser aannam was in de vergetelheid geraakt, maar nooit uit de oeroude geschriften geschrapt. Zo werd in de 19e eeuw door Jean Louis Burckhardt een tipje van de sluier gelicht. En in 1929 een eerste opgraving uitgevoerd waarbij woonhuizen in grotten werden teruggevonden en tempels en altaren een verdwenen religie bloot legden. De stoffige rode aarde moest prijs geven wat lang verborgen was.
Onder de hete zon zijn archeologen jarenlang bezig geweest om de geschiedenis van Petra beleefbaar te maken. En nog steeds. Het moet een onmogelijke klus zijn om het hele terrein op te graven. 
Misschien is dat ook wel beter. Zo blijft er altijd iets om over te fantaseren en kan ik een bestemming toevoegen aan mijn vakantiewensenlijstje!

De tentoonstelling is nog te zien t/m 20 maart 2014. Zie hier alvast 16 topstukken.


zondag 19 januari 2014

Chemie, Het Parfum Uit Het Oude Rome

Naast de Cyprioten, zie Chemie, parfum uit het oude Cyprus, konden de Romeinen er ook wat van. Tijdens een opgraving in Pompeï kwam een decoratie bloot met daarop de bereiding en het verkopen van parfum. Naast het opgegraven materiaal zoals parfumflesje zijn er ook geschriften bewaard gebleven. Waar de ene schrijver alleen ingrediënten noteerde, schreef een ander de ingrediënten en de hoeveelheden op. Het lastige is dat niet alleen hetzelfde ingrediënt verschillende benamingen had, maar ook verschillende ingrediënten dezelfde naam. Daar kan archeologisch onderzoek naar sporen van zaden e.d. uitkomst bieden.
Hoe zouden Julius Caesar en Cleopatra geroken hebben? Zij zouden vast de meest luxe en arbeidsintensiefste parfums gedragen hebben. De parfums van nu hebben als basis alcohol, 2000 jaar geleden was dat een vettig smeersel van olie.
Ik heb beiden gemaakt, of het een mannen of vrouwenparfum is weet ik niet, misschien droegen beide geslachten hetzelfde parfum?
Kortom een parfum zoals Julius Caesar het 2000 jaar geleden droeg en een parfum voor de moderne Cleopatra met de geuren uit het oude Rome.
Parfum op oliebasis
50 gr. Olijfolie, zo geurloos mogelijk
28 gr. Fenegriekzaad
5gr. Kalmoeswortel
3 gr gedroogde bloemhoofdjes van de honingklaver
1 gr. Kattenkruid
2 gr. Zoete Marjoleinblaadjes
Bovenstaande ingrediënten au-bain-marie en afgedekt verwarmen. Van de warmte bron afhalen, en overige ingrediënten toevoegen. 2 uur afgedekt laten afkoelen.


3-5 dr. Citroengras of viooltjesolie (etherische olie)
Eventueel een schepje honing. Filteren met een schone doek. Bewaren in een donker glazen potje
Min. een maand houdbaar.

Parfum op alcohol basis
50 ml. wodka
Alle ingrediënten behalve de honing toevoegen
Aanvullen met bronwater tot 100 ml.
Dit 2 weken laten staan op een warme plek en 2x per dag schudden.

Filteren door een koffiefilter. Daarna overdoen in een verstuiver.

zondag 12 januari 2014

Cunera-legende, een eigentijdse versie in het Fries

Onlangs kreeg ik van een liefhebber van de Cunera-legende een kopie van de boekbespreking die hij geschreven had voor het blad OUD RHENEN jan 2001-no1 
Van deze legende bestaan door de eeuwen heen verschillende versies.
Mijn versie 'Cunera en de macht van de sleutel' komt uit in 2014, 

Nu eerst een Friese versie genaamd: Kuneara, 
Een boekbespreking door Ton van Drunen

Zoals iedere Nederlander die het leesplankje onder de knie heeft weet, wordt eens per jaar in ons land de Boekenweek gehouden. Minder bekend is dat Friesland een speciale Friese Boekenweek kent, met uiteraard een Boekenweekgeschenk in het Fries. Het  ‘boekewikegeskink 2000’ heet Kuneara en is geschreven door Akky van der Veer.
Mevrouw van der Veer blijkt in dit verhaal geïnspireerd te zijn door de in Rhenen alom bekende Cunera-legende. Zij is bij de voorbereidingen zowel in Het Rondeel te Rhenen als in het Catharijneconvent in Utrecht haar licht komen opsteken en brengt in haar naschrift dan ook graag haar dank aan de medewerkers van beide musea naar voren.
De schrijfster situeert haar verhaal in het jaar 3337. Heer Heimo van Rhenen, een regionale koning in dienst van het Romeinse Rijk wordt ingezet om tegen een Frankische roversbende te vechten die Keulen belegert. Daar ontmoet hij Cunera, oftewel in het Fries Kuneara, die met haar nicht Ursula en 10 andere maagden op de terugreis van een pelgrimstocht van Engeland naar Rome door de Frankische rovers overvallen wordt. Heer Heimo, die door haar schoonheid getroffen wordt, redt haar als enige van verkrachting en marteldood en neemt haar mee naar zijn burcht op de Heimerberg. Voor de meeste Rhenenaren is deze middeleeuwse legende gesneden koek, maar de schrijfster weet er een boeiende eigentijdse draai aan te geven. De oorspronkelijke legende is ongetwijfeld op schrift gesteld of naverteld door een vertegenwoordiger van de geestelijkheid, die de nadruk legde op de onkreukbare, christelijke levenswandel van Cunera. En passant laat deze prelaat het vrome maagdje, weliswaar geholpen oor Maria of een andere heilige, ook nog een aantal wonderen van het zuiverste water verrichten. Kortom, niemand hoeft eraan te twijfelen dat Cunera na haar onfortuinlijke dood terecht het doel van middeleeuwse pelgrimstocht wordt.
De schrijfster van Kuneara laat het verhaal door een zeer jeugdige ooggetuige vertellen. Het heidens 13-jarige dochtertje van de hofdame alias dienstmeid van koningin Wivina is volop aan het puberen. Zij beleeft haar eerste verliefdheid en zit vooral in over hoe lang zij nog moet wachten op haar eerste ongesteldheid en op het ogenblik dat haar spichtige lijfje wat rondingen gaat vertonen. Ook is zij op het tijdstip aangekomen dat zij geen genoegen meer neemt met haar bijnaam Pyk, maar dat zij bij haar eigenlijke naam Fardau genoemd wil worden. Dan krijgt zij van de zojuist van een krijgstocht teruggekeerde koning Heimo de zorg voor het wel en wee van de door hem geredde Kuneara. Aanvankelijk bewondert zij het 16-jarige Britse en in sommige opzichten veel rijpere prinsesje en staat open voor alle nieuwe, lees christelijke, gebruiken en verhalen waarmee Kuneara bij haar aan boord komt. Gelukkig spreekt Kuneara een Fries dialect, zodat ze van meet af aan met haar missiearbeid kan beginnen. En daarin blijkt zij behoorlijk vasthoudend, zo niet stomvervelend. Al spoedig treedt er dan ook een verwijdering tussen de twee meisjes op als Pyk, gesteund door haar heidense omgeving, niet alles voor zoete koek slikt en aan een bekering nog lang niet toe blijkt te zijn. De ontstane afstand wordt groter als heer Heimo koningin Wivina verstoot ten gunste van Kuneara. Het meisje neemt zowel heer Heimo als Kuneara de vernedering van de oude koningin ten zeerste kwalijk.
Vrouwe Wivina en de moeder van fardau sturen het meisje om giftige kruiden naar Hild, het kruidenvrouwtje. Deze weigert de gifplanten te leveren, maar geeft wel een slaapdrankje voor vrouwe
Wivina mee. Uit de woedende reactie van de koningin begrijpt Fardau plotseling dat het gif voor Kuneara bestemd was. Heer Heimo besluit tot een meerdaagse jachtpartij en Pyk krijgt voor het eerst met een verwarrend liefdesverdriet dat haar geheel en al opeist, te maken. Enkele dagen later is Kuneara verdwenen en krijgt het meisje van koningin en dienstmeid (haar moeder dus) te horen dat de Britse naar Engeland terug is. Maar uit het vreemde gedrag van haar moeder maakt Fardau op dat de vrouwen liegen en dat Kuneara dood is. Als heer Heimo terugkomt willen de paarden niet op stal. De omgewoelde grond onder het stro spreekt boekdelen. Fardau is noch onder de indruk van de dood van Kuneara noch vanwege het feit dat Heimo zijn vrouw van het hof verjaagt. Zij leidt haar totaal in de war zijnde moeder uit heer Heimo’s burcht naar de hut van het kruidenvrouwtje. Daar besluit de hofdame om vrouwe Wivina in haar ongeluk te volgen en verdwijnt in het donker.
Ik heb dit Boekenweekgeschenk met veel plezier gelezen, vooral ook omdat de reeks versies van het oude verhaal weer met een is uitgebreid. Of de interesse van mevrouw van der Veer voor de vroege middeleeuwen samenhangt met de wetenschap dat het Friese territorium ooit tot de Rijn reikte en dat de strijd tussen de Friezen en Franken om het rivierengebied  rond Wijk bij Duurstede en Rhenen gestreden werd, is mij niet bekend. Dat zij voor de heidense koning veiligheidshalve de mythische Heimo kiest en niet voor de bekendste aller Friese koningen, Radboud, lijkt mij verstandig. In de meeste versies van de Cunera-legende wordt Radboud als de redder en minnaar van het vroegmiddeleeuwse maagdje opgevoerd, maar deze historische vorst leefde rond het jaar 700, ruim 350 jaar na het tijdstip waarop het heiligenverhaal zich afspeelt.

Veer, Akky van der, Kuneara, Uitgeverij Bornmeer, Leeuwarden 2000 ISBN 90 5615 031 6