De houten deur gaat net voor mijn neus dicht. Zuster Eva
heeft het druk, wordt mij verteld.
Ongeduldig kijk ik naar de kleine deur en wacht totdat de
bezoekers weer naar buiten komen. Eindelijk is het dan zo ver, ik mag naar
binnen.
Met in mijn hand een stuk papier met een vraag erop loop ik
gebukt door de lage deur. Binnen is het donker, een paar brandende kaarsjes
geven aan waar ik moet zijn. Ik volg de vlammetjes en loop verder de smalle
ruimte door. Het is een doodlopende gang met aan het eind een muur met een
klein gat er in ter grote van twee kloostermoppen naast elkaar. Onhandig zak ik
door mijn knieën. Ik kijk door het gat in de muur en zie zuster Eva. Ze zit op
een houten bankje met haar rug naar me toe. Veel meer zie ik niet want ook daar
zijn alleen maar brandende kaarsen die voor licht zorgen. Zuster Eva is een
wijs wuuf, een vrouw die haar leven heeft gegeven aan God. Op een dag besloot
ze het wereldse leven achter zich te laten. Ze liet zich inmetselen in een cel
tegen de kerkmuur aan. Een gat in de muur aan de kerkkant geeft haar de gelegenheid
om de mis ‘bij te wonen’ en een gat in de muur aan de straatkant zorgt ervoor
dat ze de inwoners van de stad haar wijze raad mee kan geven.
Nu ben ik degene die raad nodig heeft. Ik schraap zachtjes
mijn keel voor zo ver dat kan en houdt mijn mond bij het gat in de muur. ‘Wat was
er eerder, het lichaam of de ziel?’ Snel wend ik mijn hoofd af en druk de zijkant van mijn hoofd
tegen het gat. Helaas kan ik niet alles verstaan wat ze zegt.
‘De ziel en het lichaam beiden volgens zijn plan, vanaf het
allereerste begin, gaf hij er zin en bestemming aan. Als de man een kind
verwekt uit de vrouw wordt het kind gevormd voor een deel van God. Het lichaam
van God dat het kind sterft. Vervolgens wordt de ziel namelijk door God in het
lichaam gezonden. Dus eerst het lichaam en daarna de ziel.’
Haar woorden overpeinzend loop ik weer naar buiten.
Zuster Eva blijft achter, om de volgende raadzoeker te
woord te staan. De mensen zullen net zo lang komen totdat er geen antwoord meer
uit de cel klinkt.
In de Middeleeuwen lieten honderden West-Europese vrouwen zich vrijwillig inmetselen om een extreem religieus leven te leiden. Ondanks hun verborgen bestaan ontwikkelden zij zich tot spirituele raadgeefsters voor een hele stad en wisten zo grote invloed te krijgen.
Wanneer een vrouw zich liet inkluizen, dan werd er vaak een begrafenismis opgedragen en kreeg zij de laatste sacramenten toegediend. Met de insluiting in de kluis, nam ze afstand van het aardse leven. Voortaan was ze dood voor de (buiten)wereld. De vrouw kwam hierdoor los te staan van haar lichaam en daarmee van haar vrouwelijkheid. De inmetseling was daarbij een rituele handeling die haar nieuwe status symboliseerde.
Wanneer een vrouw zich liet inkluizen, dan werd er vaak een begrafenismis opgedragen en kreeg zij de laatste sacramenten toegediend. Met de insluiting in de kluis, nam ze afstand van het aardse leven. Voortaan was ze dood voor de (buiten)wereld. De vrouw kwam hierdoor los te staan van haar lichaam en daarmee van haar vrouwelijkheid. De inmetseling was daarbij een rituele handeling die haar nieuwe status symboliseerde.
Bron: Verborgen vrouwen, Kluizenaressen in de middeleeuwse stad. Anneke B. Mulder-Bakker
Geen opmerkingen:
Een reactie posten