Een oude stadsherberg met één kaars op tafel die je eten
verlicht. Alleen maar houten en aardewerken serviesgoed met middeleeuws eten voor je neus. Aan de
muur een fraai wandkleed en aan het hoge houten plafond heuse kroonluchters met
echte kaarsen. Ja, dan waan ik mezelf al snel in vroegere tijden. Op de
achtergrond klonk een troubadour die de ene keer een liefdeslied opdroeg aan
een bekoorlijke vrouw en de andere keer een meezinger ten gehore bracht. Oh ja,
klappen deden ze vroeger niet, in plaats daarvan sloegen ze met hun handen op
tafel en dat deden de mannen ook op deze avond om het hardst, waarschijnlijk
net als vroeger,
In een rode aardewerken pot met water en geurige limoen
wasten we onze handen en in de ander gooiden we de botten. Het was naïef van me
te denken dat als ik vlees met bot zou krijgen, ik het wel met mes en vork van
elkaar zou kunnen scheiden. Ik ben geen kluiver, het was dan ook best wel een
dingetje om met mijn vingers het glibberige vet en het gemarineerde kippenvel
vast te pakken. Maar eens moet de eerste keer zijn. Ik heb zo waar gekloven.
Alleen bij de soep kregen we bestek, namelijk een houten
lepel. Zelfs het toetje aten we met onze vingers. Nadat we de anekdote over de
herkomst van dat toetje hadden gehoord, wisten we ineens waarom Henry VIII deze
naam droeg en waar het cijfer achter zijn naam voor stond. Hij speelde namelijk
met de keukenmeid het aller oudste spelletje, voor de kinderen was dat ‘jeu de
boules’ de volwassenen wisten wel beter. Henry won acht keer, zo gaat het
verhaal.
Gelukkig was het toilet wel modern, al zat ik op het ‘gemak’
of moet ik zeggen ‘secreet’, achter de deur met daarop het woord vrouwvolk. Je
moet nou eenmaal alles uitproberen als je in een middeleeuwse herberg bent is mijn mening.
Dit alles kun je beleven in Stadsherberg de Mol.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten